9 juli 2006 - Over charmant Hanoi en het mysterie rondom een groep nuffige mannen

Na te zijn gevlucht uit een veel te koud en nat Tokio arriveerden we in het holst van de nacht in de communistische volksrepubliek Vietnam. Strenge gezichten boven groene uniformen. Onderdanig lieten we ons van het kastje naar de muur sturen, zelfs zonder hard te zuchten. Het was meteen duidelijk: don’t mess met de Vietnamese douane.
Eenmaal buiten was het zeker 35 graden en pikdonker. Geen verlichting te bekennen langs de weg naar Hanoi. De volgende ochtend werden we wakker in het Hilton (een feest!), midden in het oude centrum. Geboekt vanwege het zwembad. Met z’n allen op één kamer natuurlijk, we blijven zuinige Nederlanders...Met veel moeite kregen we Jim en Vic zover één uitstapje met ons te maken (dan mogen jullie daarna de rest van de dag als weekdieren in het zwembad liggen...) Twee oudere Vietnamezen die nog Frans spraken, fietsten ons rond.
Hanoi was een grote verrassing. De stad is zonder twijfel één van de meest charmante plekken van Azi"e. Prachtige oude gebouwen in Frans-Aziatische stijl en brede lanen met hoge bomen. En op praktisch iedere toren wapperde fier de rode vlag met gele ster.
Overal reden bloemenverkoopsters met grote, kleurrijke bossen achter op hun fietsen en liepen draagsters met de typische Vietnamese punthoeden op van bamboe, die bescherming bieden tegen zon en regen. De meest uiteenlopende vrachten bungelden aan lange latten die balanceerden op hun schouders. Opvallend waren vooral de manden met dragonfruit dat op cactussen groeit: zuurstokroze bollen met een dikke schil met schubben. Het witte vruchtvlees binnenin heeft zwarte pitjes en smaakt zoet en fris.
Het was een verademing om even in een stad te zijn zonder Prada! Louis Vuitton! En Chanel!-geweld. In plaats daarvan veel smaakvolle, kleine winkels met handicrafts, schilderijen, foto’s en zijde...veel zijde.
Helaas was het mausoleum dicht waar het gebalsemde lichaam van Ho Chi Minh - vader des vaderlands - ligt opgebaard. De rondleiding uit de Lonely Planet was een goed alternatief. Er zijn weinig dingen zo fijn als KINDERLOOS door een warme stad dwalen met de camera in de hand. Bert wierp zich op als middagoppas en ik besloot mijn weg lopend te vervolgen, met een fles water permanent aan m’n mond. Dat leuke hemdje dat ik al maanden wilde dragen, hing al snel als een natte vaatdoek om me heen.
In de meeste steden verdwaal ik al na een seconde door gebrek aan goede wegwijzers maar in Hanoi had zelfs ieder steegje een naambordje, dat ook nog te lezen viel. Elke straat had zijn eigen ‘specialiteit’: schoenen, lampionnen, riet, ijzerwaren, leer...en overal zaten mensen lekker te barbecuen op kleine roosters of thee te drinken. In Vietnam speelt het leven zich buiten af en vluchten alleen toeristen hun hotels in, waar de temperatuur vaak rond het vriespunt ligt, dankzij overijverige airco’s.
Meestal zie je in Azi"e alleen mannen op straat schaken en kaarten en weet je dat hun vrouwen thuis aan het sloven zijn of hun best doen om wat geld te verdienen. Maar tot mijn grote plezier liep ik nu eens aan tegen een groep kaartende vrouwen; gehurkt aan een laag tafeltje zaten ze geconcentreerd een soort boerenbridge te spelen.
Ondanks vele waarschuwingen voor zakkenrollers etc...voelde ik me geen moment onveilig, zelfs niet in het smalste achteraf straatje. Wel moest ik oppassen dat ik niet overhoop werd gereden door een van de duizenden scooters die de straten van Hanoi terroriseren. Heel opvallend: in tegenstelling tot de hoogopgeleide Japanners, die meteen in paniek raken zodra je ze aanspreekt in een buitenlandse taal, deden alle mensen waarmee ik contact had moeite om Engels met me te praten...ook hadden ze geen last van smetvrees en werd ik zelfs aangeraakt!
Eenmaal terug in het hotel leek het er toch op dat ik was bevangen door de hitte. Was het een hallucinatie of lag werkelijk het hele zwembad vol met gesoigneerde, nuffige mannen van een jaar of dertig? Ik kon ze maar niet thuisbrengen. Waren het sporters? Gewone toeristen? In de lobby zaten er nog veel meer meer; gewichtig tuurden ze naar de schermen van hun wireless laptops. Dan toch misschien zakenmannen?
’s Avonds werd het mysterie opgelost toen ze opeens en groupe verschenen, gekleed in strakke smokings, en luidkeels begonnen te zingen. We hadden de eer kennis te maken met een van de beroemdste a-capellakoren uit de States: de Whiffenpoofs van Yale University. Wil de persoon die deze naam heeft verzonnen zich diep gaan schamen! De heren hadden een reisje rond de wereld geregeld en verbleven gratis in de mooiste hotels, in ruil voor een paar liedjes. Slimme mannetjes, die Yale studenten. En wie o wie heeft ook ooit in het koor gezongen...George Walker Bush himself.