'Ons hele leven draait nog steeds om straling'; VK 12 maart 2013
De plaats Minamisoma kreeg de volle laag, toen Japan in maart 2011 werd getroffen door een aardbeving, een tsunami en een kernramp. Twee jaar later voelen bewoners zich in de steek gelaten door de autoriteiten. 'Mensen wonen hier omdat ze geen keuze hebben.'
Ooit was Haramachi een van de mooiste wijken van Minamisoma. Met glooiende velden, een bruisende gemeenschap en een prachtig uitzicht op zee. De huizen die er nu nog staan, kijken uit op een kale vlakte. Met alleen nog een kerkhof.
Ook dat kerkhof, vol boeddhistische gebedszuilen, werd verwoest door de aardbeving en een tsunami die op 11 maart 2011 de oostkust van Japan verzwolg. Maar het is gerestaureerd en flink uitgebreid. De ramp kostte aan ruim negentienduizend mensen het leven; in Minamisoma vielen ruim duizend slachtoffers.
De scheidslijn tussen leven en dood was maar een paar meter breed, getuige een pand waarvan de hele onderverdieping werd verwoest. Bij een geimproviseerd altaar staan een fles water en een bos bloemen. De boerderij even verderop, bleef volledig gespaard.
Motoyuki Takada (75) zag het allemaal gebeuren. Zijn landhuis ligt op een heuvel; het water reikte tot aan zijn voeten. 'Verderop raasde een vloedgolf voorbij. Toen het water zakte, was alles weg; de huizen, de mensen en een groot deel van het bos.'
Voordat Takada de werkelijkheid kon bevatten, diende zich de volgende ramp aan. De nabijgelegen Daiichi kerncentrale verkeerde in grote problemen omdat het koelsysteem was uitgevallen. Nucleaire brandstofstaven kwamen zonder koelwater te staan.
Een straal van twintig kilometer rondom de centrale werd geëvacueerd. Ook Takada en zijn familie moesten in allerijl vertrekken. De operatie was in volle gang toen er een meltdown plaatsvond. Grote hoeveelheden radioactieve stoffen kwamen terecht in de lucht en in het zeewater.
In december 2011 was de straling zo ver teruggelopen dat de wijk Haramachi weer bewoonbaar werd verklaard. Takada en zijn vrouw keerden terug, maar jonge gezinnen durfden het niet meer aan.
'Kom foto's kijken!' zegt de pensionada uitnodigend. In de opkamer met antieke schuifkasten, een koperen familiealtaar en portretten van voorouders serveert Takada's vrouw schaaltjes met lokale lekkernijen: knapperige zure kool, appels en mandarijnen. Het blijft een dilemma voor een bezoeker: eet ik er wel van of niet? Het voedsel kan besmet zijn. Maar alles weigeren is beledigend.
Takada toont foto's van net na de ramp. Er staan ruïnes op van huizen en eindeloze vlaktes vol puin. Wat de beelden niet kunnen overbrengen, is de lugubere stank van zout water en verrotting, die toen overal hing.
Vanuit Takada's huis is niets meer te zien van de verwoestingen. Je zou haast denken dat alles weer op zijn pootjes is terechtgekomen. Maar schijn bedriegt. 'Onze grote angst is dat het weer misgaat bij de Dai-ichi centrale, bij een volgende natuurramp. Voor water kunnen we vluchten, voor straling niet. Laatst was er een aardbeving. Dan roepen de autoriteiten meteen om dat we weg moeten. Alsof we wél veilig zijn in een buurthuis verderop.'
Takada is gedesillusioneerd geraakt. 'Sinds de ramp is er niets veranderd in Japan. Wij zijn van de naoorlogse generatie en grootgebracht met het idee dat we gehoorzaam en geduldig moeten zijn, en moeten vertrouwen op de regering. Maar die luistert helemaal niet naar ons.' Veel inwoners van de provincie Fukushima, waar de kernramp plaatsvond, willen dat de kerncentrales in de regio gesloten blijven. Maar de nieuwe conservatieve regering, sinds half december aan de macht, wil de kerncentrales in Japan juist weer openen. Om het Japanse bedrijfsleven te ontlasten dat voorlopig afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Die zijn duurder.
Het bedrijfsleven in Japan is uiteindelijk oppermachtig, stelt Takada. 'Bovendien profiteren bouwbedrijven en schoonmaakbedrijven, die de straling proberen terug te dringen, volop van de ramp.' Alleen al in 2012 reserveerde de toenmalige Japanse regering 3,5 miljard euro voor het afgraven van de bodem, het strippen van bomen en het schoonmaken van wegen en gebouwen in de evacuatiezone.
En Tepco, het moederbedrijf van de Dai-ichi centrale, kreeg financiële steun van de regering. De belastingbetaler draait grotendeels op voor de kosten.
Een Japanse onderzoekscommissie concludeerde vorig jaar dat de kernramp had kunnen worden voorkomen als Tepco de vele veiligheidswaarschuwingen niet in de wind had geslagen.
Takada: 'Ondertussen dragen de evacués nog altijd de gevolgen van de ramp. Velen voelen zich aan hun lot overgelaten.' En dat wreekt zich want het aantal zelfmoorden in de regio neemt toe, vooral in de noodopvang.
Grijze noodwoningen
Een paar kilometer noordwaarts, in de wijk Kashima, is een groot complex verrezen van grijze noodwoningen. Slechts een paar mensen wagen zich op straat; ze roken allemaal.
'We vervelen ons hier kapot,' zegt Michido Endo (74). Ook Endo bezat een mooi landhuis, met een stuk grond er omheen waarop hij altijd aan het werk was. Maar het contrast tussen het leven van deze pensionado en zijn generatiegenoot Takada, is groot.
Endo verloor alles door de vloedgolf. Bovendien lag zijn domein diep in besmet gebied. 'Ik had geluk, maar toch ook weer niet. Omdat ik was verzekerd tegen tsunami's heb ik geld gekregen voor de wederopbouw van mijn huis. Maar omdat mijn land zwaar is besmet, kan ik niet meer terug.'
Met zijn vrouw woont Endo nu in drie gehorige kamertjes met uitzicht op andere noodwoningen. 'Wij zijn nog samen. Maar veel buren zijn alleen achtergebleven.'
Gezinnen die wegkonden uit Kashima, zijn allang vertrokken. Toch worden er aan de rand van de wijk nieuwe huizen gebouwd. En er staat een kinderdagverblijf. Met een grote stralingsmeter op de speelplaats.
'Ons hele leven draait nog steeds om de straling', zegt directrice Mikiko Yamaki. De autoriteiten zouden de omgeving schoonmaken, maar namen alleen overheidsgebouwen onder handen. De kinderen moesten daardoor binnen blijven. 'Toen heb ik zelf de grond laten vervangen rondom de opvang. De straling is teruggebracht tot 0,12 microsievert per uur. Nu mogen de kinderen een uur per dag naar buiten.'
Minamisoma telt nog vier kinderdagverblijven. In Kashima zitten bijna honderdveertig peuters en kleuters, tussen nul en vijf jaar. 'We doen veel aan expressie en muziek. Ik wil dat de kinderen hier onbezorgd kunnen zijn en blij. Thuis ervaren ze veel spanning', zegt Yamaki. 'Bij de ouders komen de stress, het wantrouwen en het verdriet van de afgelopen twee jaar er nu uit.'
Ze maken zich permanent zorgen, legt de directrice uit. Vooral over de gezondheid van hun kinderen. 'Niemand weet wat de gevolgen op lange termijn zullen zijn van de straling die ze de afgelopen twee jaar hebben opgelopen. Nee, mensen wonen hier niet voor hun plezier, maar omdat ze om economische redenen wel moeten.'
Op het kinderdagverblijf wordt al het eten gecontroleerd door een expert met speciale apparatuur. Niemand drinkt water uit de kraan, ook al is dat veilig volgens de autoriteiten. Yamaki lacht schamper. 'Maar ja, wie vertrouwt daar nu nog op? We zijn zo vaak misleid na de ramp.'
'Ze doen in Tokio alsof de problemen zijn opgelost', zegt ze. 'Maar dat is absoluut niet waar. Ze komen nu pas aan de oppervlakte. De mensen uit deze streek zijn te zachtaardig en te bescheiden om hun stem te laten horen. Dat is de volksaard.'
Van de nieuwe regering onder leiding van premier Shinzo Abe heeft de directrice geen hoge pet op. 'Er verandert toch niets in Japan. Ik ben heel bang dat de ramp in Fukushima wordt verdrongen. En dat deze kinderen worden vergeten.'
Dit artikel maakt deel uit van een serie over 'Japan na de kernramp'. De serie kwam tot stand met subsidie van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten; www.fondsbjp.nl