De Volkskrant; Japanse homo kiest voor dubbelleven; 16 juni 2009
Trouwen en een gezin stichten zijn in Japan de norm, en bevorderlijk voor carrièrekansen. Maar voor homostellen gaat dat nog niet op
Een zaterdag per maand is de hippe club Warehouse in hartje Tokio het domein van de homoseksuele man. Deze ‘Ring’ feesten worden nog steeds druk bezocht, ondanks de economische crisis.
Rond een uur ‘s nachts stroomt het schaars verlichte souterrain vol; de meeste bezoekers zijn rond de dertig, fit en goed gekleed. In Japan rust weliswaar een taboe op intimiteit in het openbaar, maar hier is alles anders.
In aparte zitjes omarmen mannen elkaar en stelen ze voorzichtige een zoen. Op de dansvloer laat het publiek zich opzwepen door housemuziek en een peloton matrozen die een gedeeltelijke striptease uitvoeren. Later treden manlijke ballerina’s en dragqueens op. De bewegingen van de ingehuurde artiesten zijn vervuld van passie en lust. Maar zelfs op het hoogtepunt van hun erotische dans, blijven de slips aan.
Bezoeker Yoshiyuki draagt een T-shirt met het opschrift ‘to take me as I am’; hij komt hier iedere maand vanwege de goede sfeer. Die is uitbundig en uitdagend, ‘maar ook weer niet té.’
Organisator is de Amerikaan Raymond Lamont (41) die twintig jaar geleden neerstreek in Japan. ‘Als ik zei dat ik homo was, vroegen mensen nieuwsgierig: hoe is dat? Die hebben wij hier niet!’.
Niets is minder waar. Eeuwen geleden hielden de Japanse strijders, de Samurai, er al schandknapen op na. Kabuki theater werd eerst opgevoerd door prostituees. Maar omdat de Shogun, de militaire machthebber, die te zedeloos vond namen jonge mannen de rollen over. Ook die prostitueerden zichzelf na de voorstellingen. Tenslotte mochten alleen nog oudere mannen optreden om de losbandigheid enigszins te beteugelen.
Niet gehinderd door de strenge zeden van het Christendom, heerst er in het ‘goddeloze’ Japan van oudsher een losse seksuele moraal. Maar homoseksualiteit ligt er nog steeds gevoelig. Het wordt geaccepteerd mits het niet wordt benadrukt. En in het bedrijfsleven zwijgt men er liever over.
Lamont woont samen met zijn vriend Ryoko Kobayashi (28) die bij een internationale bank werkt. Daar had hij een homoseksuele collega waarover lelijk werd geroddeld. ‘Ook tegen mij begonnen ze over hem. Opeens werd hij om onduidelijke redenen ontslagen. Ik hou me dus liever aan de ongeschreven regel: ‘niets vragen, niets vertellen’. Dan loop ik geen risico.’
Kobayashi had eerst vriendinnen voordat hij op 21-jarige leeftijd ‘uit de kast’ kwam. Zijn moeder, een moderne vrouw met internationale ervaring, maakte er geen punt van. ‘Maar ook zij is dubbel. Ze heeft me geholpen met ons appartement en weet dat ik samenleef met een man. Maar ze wil nog steeds geloven dat ik gescheiden slaap en ooit ga trouwen.’
Discriminatie vindt in Japan vooral op subtiele wijze plaats, stelt Lamont. ‘En is moeilijk aanvechtbaar want officieel is het niet strafbaar. Veel homo’s kiezen daarom voor een dubbelleven en hebben daar vrede mee. Transseksuelen daarentegen, voelen zich extreem afgewezen door de samenleving’. Tegelijkertijd is de soapserie ‘Mijn moeder is een travestiet’ nu een kijkcijferkanon.
Vooral de ángst voor discriminatie zit diep, stelt Daisaku Koyama (33). Zelf is hij openlijk homoseksueel, ook op zijn werk. Maar dat is uitzonderlijk. Jarenlang zat hij op de PR afdeling van het cosmeticamerk Estée Lauder. Daar had Koyama een homoseksuele collega die in het uitgaansleven wel bevriend wilde zijn maar hem op het werk negeerde. ‘Hij was als de dood dat zijn geheim werd ontdekt als hij teveel contact met me zou hebben.’
Koyama nipt aan een drankje in Dragon, een club in de wijk Shinjuku Nichome waar zo’n vijfhonderd homobars zijn gevestigd. Ook in Nichome is de sfeer ontspannen en on-Japans warm. Vrienden begroeten elkaar met een zoen, er wordt volop geflirt; lichamelijk contact is er gewoon.
‘Een aantal bars weert buitenlanders. Omdat het bedienend personeel geen Engels spreekt en zich opgelaten voelt,’ legt Koyama uit. ‘En sommige bars weren vrouwen omdat hun klanten vooral salarymen zijn die een dubbelleven leiden, en niet herkend willen worden. Alleen in deze cafés kunnen ze zichzelf zijn.’
Koyama wist al op jonge leeftijd dat hij homoseksueel was. ‘Mijn familie noch mijn vrienden maakten er een punt van,’ vertelt hij. ‘Gelukkig groeide ik op in Yokohama, een moderne stad. Maar op het Japanse platteland is homoseksualiteit onbespreekbaar. Daar denken veel tieners nog steeds dat ze een ziekte hebben.’
Een vriend van hem gaat regelmatig terug naar Kyushu om zijn familie te bezoeken. ‘Die weet nog steeds van niets en blijft maar vragen wanneer hij in het huwelijksbootje stapt’. Trouwen en een gezin stichten zijn in Japan nog steeds de maat en verhogen carrièrekansen. Des te meer reden dus om het homohuwelijk te legaliseren?
Koyama lacht schamper. ‘De Japanse regering overweegt homohuwelijken te erkennen die zijn gesloten in een land waar dat is toegestaan. Maar een Japanse versie is nog steeds taboe, evenals adoptie door homoparen.’
Een ander taboe dat hem zorgen baart is Aids. ‘Mensen besmet met het hiv-virus zijn bang te worden genegeerd. Of voor ontslag. Officieel mag dat niet in Japan maar een bedrijf verzint zo een reden. Zelfs in de homoscene wordt er nauwelijks over hiv gesproken. Terwijl de helft van alle Japanners onveilig vrijt.’
Het land telt ruim tienduizend mensen met het hiv-virus, geen alarmerend cijfer op een bevolking van 127 miljoen. ‘Maar het aantal geïnfecteerde Japanners neemt gestaag toe. In 2008 zijn er weer vijftienhonderd nieuwe gevallen bijgekomen,’ zegt Lamont. ‘Ze denken nog steeds dat aids een ziekte is die vooral buitenlanders treft. Dus gebruiken ze alleen een condoom als ze vrijen met buitenlanders. Levensgevaarlijk!’
De naam Ryoko Kobayashi is om privéredenen gefingeerd