De Volkskrant; Internetcafé redt onderbetaalde Japanner; 25 juni 2007
Onderbetaalde werknemers in Japan zoeken hun toevlucht tot internetcafés om te slapen. Driekwart functioneert als hotel.
Het is acht uur ‘s avonds en dringen geblazen in een portiek in een winkelstraat bij Kamata station in Tokio. Mannen van alle leeftijden met een rugzak of weekendtas wachten geduldig op de lift. Op de vier bovenste verdiepingen van het pand ligt internetcafé Ichigo (aardbij), dat 24 uur per dag is geopend.
De naam aardbij roept iets vrolijks en fruitigs op maar blijkt bij nader inzien nogal flatteus want het netcafé is een troosteloze bedoening. In benauwende ruimtes met smerige vloerbedekking en felle verlichting, staan rijen hokjes met televisies en computers. Ze zijn bezet door mannen met koptelefoons op. Ze liggen op grote stoelen te slapen, tv te kijken of lezen ranzige manga-strips.
De meeste roken onophoudelijk en hebben volle asbakken voor hun neus staan. De weekendtassen zijn onder de stoel gepropt; hun voeten steunen op een bankje. De mannen zitten zij aan zij maar bemoeien zich niet met elkaar. Hier trekt iedereen zich terug in zijn eigen gedachtewereld
Op de bovenste verdiepingen zijn grotere internethokjes met tatamimatten. Daar kan iemand met een klein postuur nét languit op de grond liggen. Ze worden afgesloten met gordijnen. Bij ieder hokje staat een paar schoenen. De betrekkelijke rust wordt verstoord door onophoudelijk gehoest.
In Ichigo staar je recht in het lelijke gezicht van de armoede in Japan. Voor 100 Yen per uur (0,60 euro) overnachten werkende armen hier noodgedwongen om de volgende ochtend vroeg aan de slag te gaan op het nabij gelegen industrieterrein. Althans, als ze geluk hebben en er werk ís. Sommigen hebben wel een appartement en een gezin maar wonen te ver uit de stad. Voor hen is Ichigo een tijdelijke oplossing. Maar veel bezoekers zijn alleenstaand en verdienen te weinig om een vaste huur te kunnen betalen. Ichigo is hun thuis. ´Internetcafé-vluchtelingen’, heten ze in Japan.
Het land telt 2750 netcafé annex ´manga kissa’s’, waar bezoeker aanvankelijk vooral kwamen voor computerspelletjes, internet en Japanse stripboeken. Maar de laatste jaren worden ze dus ook gebruikt als slaapplaats. Uit recent onderzoek blijkt dat 75 procent van de zaken regelmatig onderdak verleent aan internetcafé-vluchtelingen, inmiddels een beladen term. De manager van Ichigo wil er niets over kwijt. ‘Ik heb uitdrukkelijke instructies gekregen dat ik niet met de pers mag praten over onze klanten of internetcafé-vluchtelingen’, zegt hij verontschuldigend.
Op een groot bord aan de muur houdt hij de bezetting bij. Zeker driekwart van de 200 plaatsen is inmiddels vergeven. Behalve toegangsbewijzen verkoopt hij ook snacks, oordopjes, slaapbrillen en nekkussentjes.
Ichigo is een van de goedkoopste netcafé’s in de stad en klanten mogen er hun eigen eten en drinken meenemen. In andere, luxueuzere zaken moeten bezoekers een nachtpakket kopen. Dat kost gemiddeld 1200 yen (ruim zeven euro) voor een verblijf van vijf uur. Daar zit wél gratis softdrank en een douchebeurt bij inbegrepen. Ichigo heeft geen douche. In de lift hangt een bordje: ‘Wie naast iemand zit die vies ruikt kan een andere plek krijgen.’
Toch zien de meeste bezoekers er redelijk verzorgd uit. Ze dragen normale kleren, zijn geschoren en zouden niet opvallen in het straatbeeld. Ze zijn niemand tot last en willen vooral met rust gelaten worden. En zeker niet praten over hun bestaan.
Een van de weinige vrouwen lijkt welwillend. Ze is een stevige dertiger met een baseballpet en een bril op, een mobiele telefoon in haar broekzak en een tas met boodschappen aan de hand, lijkt welwillend. Maar op de vraag of ze hier vaker verblijft ’s nachts en of ze werk heeft, valt ze stil.
‘De schaamte onder deze mensen is groot,’ zegt Shojiro Sekine die in oktober 2006 de nieuwe vakbond Haken Union oprichtte voor contractanten, parttimers en dagarbeiders. ‘Ik verwacht dat er steeds meer internetcafé-vluchtelingen zullen komen. Veel jongeren die weinig verdienen wonen nu nog bij hun ouders. Maar als die straks dood zijn hebben ze geen dak meer boven hun hoofd.’
De vakbond opereert vanuit een sober kantoortje in de wijk Shinjuku en moet het hebben van mond-tot-mondreclame. Dat werkt. Tijdens het gesprek met Sekine op een zaterdagmorgen, krijgt hij drie nieuwe, telefonische aanmeldingen.
Veel mensen staan ingeschreven bij grote uitzendbureau’s als de Goodwillgroup en Fullcast. Die houden dagelijks respectievelijk 30.000 en 20.000 man aan het werk, legt Sekine uit. Ze betalen slecht. Hij toont een contact van een van zijn leden die via Goodwill een dag in een magazijn werkte. De man (41) verdiende 6784 Yen (37 euro) voor een werkdag van negen tot zes. ‘En daar trekt Goodwill ook nog eens standaard 200 Yen vanaf voor zogenaamde ‘materiaalkosten’. Mensen moeten zich al om half acht ’s ochtends melden. Die extra tijd krijgen ze niet uitbetaald.’ Haken Union dringt er bij Goodwill op aan de wachttijd te vergoeden en die 200 Yen per dag, met terugwerkende kracht terug te betalen aan de werknemers.
Tsuyoshi Takagi staat aan het hoofd van Rengo, het overkoepelend orgaan van Japanse vakbonden. Hij geeft toe dat niet alleen de overheid maar ook Rengo te weinig aandacht heeft besteed aan de schamele inkomens van mensen zonder vaste baan. ‘We hadden als vakbonden veel eerder aan de bel moeten trekken over de groeiende inkomensongelijkheid in de samenleving.’
Het kabinet onder leiding van Shinzo Abe richt zich meer op groei van de economie en betere bedrijfsresultaten dan op de noden van individuele werknemers en gezinnen, stelt Takagi. ‘Dat kan hem flink opbreken tijdens de verkiezingen op 29 juli.’
Ook haalt hij uit naar het Japanse bedrijfsleven. ‘Na de malaise in de jaren negentig doen veel bedrijven het weer goed. Maar de winsten worden vooral verdeeld over aandeelhouders en de top van de bedrijven. Er druppelt nog steeds niets naar beneden, naar de werkvloer.’
De inkomens van de huishoudens en laagst betaalden móeten omhoog, stelt Takagi. ‘De kranen van de bedrijven moeten open, we pleiten voor meer regelgeving om parttimers, dagarbeiders en contractanten beter te beschermen en het minimum loon moet omhoog.’
‘Dat varieert nu van 610 Yen op het platteland tot 750 Yen in Tokio (3,6 euro - 4,5 euro). Samen met de Verenigde Staten zit Japan op het allerlaagste niveau. Maar zelfs in Verenigde Staten zal het minimum loon stijgen.’
Hoe hoog de nood is blijkt ook uit het grote aantal zelfmoorden in Japan, aldus Takagi. In 2006 waren dat er opnieuw meer dan 30.000. Het overgrote deel van deze mensen had grote financiële problemen.
Kader: Japanners zonder vaste baan vormen de verloren generatie van het land
Japan, een van de rijkste geïndustrialiseerde landen, kent een werkende onderklasse die niet of nauwelijks kan voorzien in haar bestaan. De kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter in een land dat jarenlang prat ging op eerlijke verdeling van de welvaart.
Hoe is het zo ver gekomen? Japan was altijd het land waar mensen een baan voor het leven kregen die garant stond voor financiële zekerheid. Maar toen de vastgoedbubbel begin jaren negentig uiteenspatte en veel bedrijven aan de rand van de afgrond verkeerden, werd het ontslaan van vaste werknemers en het inhuren van parttimers opeens toegestaan door de overheid.
Veel mensen kwamen op straat te staan en waren op tijdelijk werk aangewezen. Een ander gevolg van het uiteenspatten van de bubbel was dat bedrijven geen nieuwe, jonge werknemers meer aannamen die vers van universiteiten en andere opleidingen kwamen. Deze ‘verloren generatie’ moest genoegen nemen met tijdelijke banen. Deze ‘jobhoppers’ worden Freeters genoemd. Japan werd als het ware een normaal land, met dat verschil dat de belangen van de ‘nieuwe werknemer zonder vaste aanstelling’ door niemand werden behartigd.
Nu het economisch beter roept premier Shinzo Abe bedrijven op vooral ‘de verloren generatie’ een tweede kans te geven. Maar daar heeft het bedrijfsleven weinig trek in. Dat neemt liever frisse twintigers aan die nu van de universiteiten afkomen en nog plooibaar zijn.
Er zijn ook jongeren die er bewust voor kiezen om regelmatig van werk te wisselen. Deze Freeters koesteren hun vrijheid en weten meestal hun weg te vinden in de maatschappij en genoeg inkomen te vergaren.
Door de malaise in de jaren negentig zijn de lonen in Japan bewust laag gehouden. Dat is vooral ongunstig voor Freeters, parttimers en dagarbeiders. Deze groep maakt inmiddels een derde uit van het totale aantal werkenden (66,5 miljoen) en is goedkoop voor het bedrijfsleven. Volgens de vakbondsman Takagi van Rengo verdient een parttimer in Japan gemiddeld maar 60 procent van het loon dat een collega krijgt met een vaste aanstelling. Vaak wordt ook nog gediscrimineerd en krijgen vrouwen zelfs maar 40 procent. Ook Freeters en dagarbeiders verdienen veel minder dan collega’s met vast dienstverband.
Doet het kabinet helemaal niets? Jawel. Abe heeft 63,4 miljard Yen (ruim 400 miljoen euro) uitgetrokken voor bijscholingsprojecten en jobtrainingen voor jonge mensen , Freeters en vrouwen. En er zijn ruim 50 ‘Hello Work’ centra van de overheid, verspreid over het hele land. Deze zoeken werk voor mensen zonder baan en proberen mensen met een tijdelijke aanstelling aan een vast dienstverband proberen te helpen.