De Volkskrant; De Japanse dakloze draagt een aktetas; 19 maart 2007
Op een mooie, zonnige winterdag lijken de straten in Sanya, een van de armste buurten van Tokio, iets minder grauw. Uit de sobere, kale pensions (de doya’s) waarmee Sanya bezaaid is, klinkt hier en daar muziek. Hier slapen voornamelijk dagarbeiders die zich voor zestien euro per nacht, net een bed en warme douche kunnen permitteren.
Dat de scheidslijn tussen dagarbeider en dakloze flinterdun is, wordt duidelijk bij de verderop gelegen rivier De Sumida. Langs de oevers staan hutten, bedekt met blauw zeil. Er blaast een koude wind en de meeste hutten zijn potdicht.
Een half jaar geleden stonden er nog honderden. Een boottocht over de rivier, een populaire toeristische attractie, drukte de bezoeker met zijn neus op de feiten. Ook het steenrijke Tokio, dat meer chique winkels en dure auto´s telt dan welke wereldstad dan ook, kent een grote gemeenschap van verschoppelingen.
Het gemeentebestuur geneerde zich voor de vervuiling van de glamorous city vieuw. En veegt de oevers nu stukje voor stukje ´schoon´. Veel daklozen zijn daardoor vertrokken naar een noordelijker gelegen niemandsland, onder een snelweg op palen.
In deze spookstad, vol uitlaatgassen en verkeerslawaai, bieden sommige gammele hutten net genoeg ruimte om te liggen. Andere daarentegen, lijken op minihuisjes compleet met een zitje in de buitenlucht. Pronkstuk is een ruime hut met een uitbouw, waarop minstens vijf paar gympies keurig in een rij staan. Ook een dakloze Japanner doet zijn schoenen uit, als hij zijn domein betreedt.
Overal staan grote zakken met blikjes waarvoor recyclingbedrijven bijna een euro per kilo betalen: de belangrijkste bron van inkomsten voor de meeste daklozen. Een serieuze inzamelaar kan dagelijks voor ongeveer zeven euro bijeenscharrelen.
Naast alle hutten staan wasrekjes. Omdat de openbare toiletten vaak worden gereinigd, kunnen de meeste daklozen zichzelf en hun kleren, goed schoon houden.
Uit een van de hutten komt een hoofd tevoorschijn van een man die rond de 40 is. Hij heeft een keurig geknipt kapsel en een geschoren gezicht en draagt een bril. Bij het zien van vreemdelingen trekt hij zich haastig terug. De meeste daklozen in Tokio zijn mensenschuw; ze schamen zich dood voor hun lot.
Slechts een enkeling waagt zich vandaag buiten, zoals een tandeloze man in een donzen jack die liefdevol een poes aait. Hij lacht vriendelijk, maar praten wil hij niet.
In een nauw straatje in Sanya zitten één vrouw en een tiental mannen van middelbare leeftijd, te wachten op hulp. Hier is Sanyukai gevestigd, een opvanghuis waar de mensen eten, kleren en medische hulp krijgen en kunnen praten met een sociaal werker.
Sanyukai draait op donaties van particulieren en wordt al twintig jaar gerund door de Canadese missionaris Jean le Beau (66). Vriendschappelijk slaat hij een magere man op zijn schouder. ‘Hé Naomi, hoe gaat het met je?’ En maakt hij grappen met de vaste bezoekers. Hij beschouwt ze als zijn familie.
In de jaren tachtig beleefde Japan een periode van ongekende welvaart en bloei. Vooral in de bouw was er werk genoeg en in Sanya leefden duizenden dagarbeiders. Het kon niet op, totdat de zwaar overgewaardeerde vastgoedmarkt begin jaren negentig instortte en de beurskoersen een duikvlucht namen. De economie stagneerde. Opeens was er geen werk meer voor de dagarbeiders en gingen veel bedrijven failliet.
‘Er zijn toen zoveel mensen op straat beland. Niet alleen dagarbeiders maar ook gewone salarymen,’ zegt Le Beau. 'En werklozen van het platteland, die naar Tokio kwamen om er een baan te vinden. Als dat niet lukte durfden ze niet terug naar huis, uit schaamte. De meeste daklozen zijn nu tussen de 55 en 65 jaar. Dit is de meest kwetsbare groep. Voor hen is het vrijwel onmogelijk om nog werk te vinden. Ook omdat ze geen vast adres hebben.’
Het maakt niet uit of een buurt chic is of niet, daklozen zijn er in Tokio overal: in ieder park, op stukjes braakliggend terrein langs het spoor, onder bruggen, langs de rivier en ook onder viaducten langs grote verkeeraders. Maar de meesten houden zich op in Sanya en omgeving.
Sanyukai is de enige instantie die geen eisen stelt aan de mensen, in ruil voor hulp en krijgt daardoor gemiddeld honderd bezoekers per dag. Zoals Naomi Teshiroki (65) een man met een getekend maar vriendelijk gezicht en een tandeloze lach. Hij ziet er schoon uit, ook al slaapt hij in een kartonnen doos op straat. Voordat hij begint te vertellen, plukt hij eerst een uitgedrukte peuk uit de asbak en rookt die verder op.
Vroeger was Naomi een stoere kerel die de buurten in Yokohama onveilig maakte met zijn motorbende. Op zijn 21ste kwam hij tot inkeer en ging hij in de leer om steigerbouwer en timmerman te worden. Hij verbleef bij de familie van zijn leermeester en begon na zeven jaar voor zichzelf.
‘Ik heb altijd keihard gewerkt, dag in dag uit. Ik heb geen gezin. Ik ging regelmatig naar bars en theatervoorstellingen en was zelfs wel eens verliefd. Maar ik kon niet goed contact leggen met vrouwen,’ zegt Naomi gelaten. ‘Mijn prioriteit lag altijd bij mijn werk. Maar op mijn 55ste ging het mis. Ik kon geen kritiek meer verdragen van collega’s, was teleurgesteld gesteld in de mensen om me heen en begon te drinken.’ Hij laat doorschemeren dat hij in een depressie raakte, een taboe in Japan.
Naomi kon niet meer werken, raakte zijn huis kwijt en belandde op straat. Hij leefde van losse klussen en werkte een tijd als tuinman bij een ziekenhuis, in ruil voor eten. ‘Maar nu ben ik te oud en krijg ik geen werk meer.’ Sanyukai is zijn redding. ‘Mijn gezondheid is slecht. Hier krijg ik hulp en kan ik praten met mensen als de eenzaamheid me te groot wordt.’
Rond hun 65ste komen ook de daklozen in aanmerking voor een pensioen dat wordt betaald door de overheid. Mits ze van de straat af gaan. Ze krijgen dan ongeveer 750 euro per maand. Tot vier keer toe verbleef Naomi tijdelijk in een opvanghuis. Maar het lukt hem niet om samen te leven met anderen.
Omdat hij niet in het systeem past, krijgt hij geen cent. Het is een hard bestaan op straat,’ vindt Naomi. ‘Maar ik ben daar nu aan gewend. Ach, op een dag val ik gewoon dood neer.’
Sinds 2002 is er in Japan een wet van kracht die bepaalt dat daklozen hulp moeten krijgen. De uitvoering van de wet hangt echter af van lokale overheden, die vaak geen geld over hebben voor dropouts. Maar in Tokio bestaat nu een project dat ze de mogelijkheid geeft om, gedurende twee jaar, in een appartement te wonen voor maar 28 euro per maand. In die periode moeten ze weer zelfstandig zien te worden.
‘Vooral mensen die al lang op straat leven durven deze stap niet aan,’ zegt Le Beau. ‘Ze hebben een sociaal netwerk opgebouwd dat veel voor ze betekent en zijn als de dood om te falen. Als ze het niet redden in die twee jaar, kunnen ze niet zomaar terug naar de gemeenschap op straat.’
Tokio biedt de appartementen overigens alleen aan daklozen die het stadsbestuur een doorn in het oog zijn. Dat zijn de zwervers die de mooie parken en de rivieroevers in het centrum van de stad bevolken.
‘Ons sociale vangnet voldoet niet,’ zegt de maatschappelijk werker Hiroshi Goto (26). ‘De overheid meent dat alle problemen opgelost zijn als een dakloze eenmaal werk heeft gevonden en onderdak. Maar die mensen hebben vaak schulden en problemen met hun familie en met drank. Ieder geval heeft een andere aanpak nodig. Iemand als Naomi, die niet past in het systeem maar te oud is om nog voor zichzelf te zorgen, zou gewoon geld moeten krijgen. Zodat hij zélf kan bepalen of hij wel of niet in een pension slaapt.’
Inmiddels is een lading ‘oude’ croissants en bagels gearriveerd van een nabij gelegen warenhuis. Goto gaat op pad om het brood uit te delen in een parkje naast het metrostation Akasuka. ‘Ik herken daklozen aan oude schoenen. Ik moet zelf op ze aflopen want ze zullen nooit om eten of geld bedelen. Dat hoort niet in Japan’.
Uit de openbare toiletten komt een dikgeklede man die een lange onderbroek uitwringt en op de bosjes te drogen legt. Er verschijnt een grijns op zijn gezicht als hij een zak brood krijgt. ‘Domo arrigato!’(veel dank).
Hij wijst naar zijn lotgenoten, die roerloos op bankjes onder de bomen zitten. Overlast veroorzaken is hun eer te na. Goto raakt in gesprek met een man die een koffer bij zich heeft. Hij is kort geleden zijn baan kwijt geraakt en zijn huis. Hij logeert nu nog bij vrienden maar is bijna door zijn adressen en zijn spaargeld heen. Goto drukt hem op het hart om de volgende dag naar Sanyukai te komen. ‘Nu kan ik hem misschien nog helpen met onderdak en werk. Als hij eenmaal echt op straat leeft is dat veel moeilijker.’
Goto geeft ook brood aan een bekende, die er uit ziet alsof hij naar zijn werk gaat. Onder zijn arm houdt hij een aktetas. ‘Het is een vermomming om niet te worden aangezien voor dakloze. Vergeet niet dat ze nog steeds een heel slecht imago hebben in de Japanse maatschappij.’
Kadertje:
Er zijn in Japan naar schatting tussen de 25.000 (cijfer van de overheid) en 45.000 daklozen (cijfer van hulpverlenende instanties). Zo’n zesduizend van hen leven in Tokio. Een iets groter aantal leeft in Osaka; de rest is verspreid over het land. De meeste komen niet in aanmerking voor een uitkering.
Ook in Japan wordt de kloof tussen arm en rijk steeds groter. Volgens de laatste schattingen leven inmiddels één miljoen gezinnen in Japan (vooral bejaarden, mensen met een ziekte of handicap en alleenstaande moeders met kinderen) van sociale voorzieningen. Dat is een toename van 66 procent in tien jaar tijd.
Ze krijgen om en nabij 1135 euro per maand. Dat is net iets meer dan het minimum loon. Steuntrekkers worden zeer streng gecontroleerd door een sociaal werker, die zelfs toestemming moet geven voor het kopen van een nieuwe bril.
Wie een eigen huis of spaargeld bezit, komt niet in aanmerking voor sociale voorzieningen.
Een werkloosheidsuitkering is alleen weggelegd voor mensen die fulltime hebben gewerkt, bij een bedrijf dat premies afdraagt. Veel kleinere bedrijven doen dat niet. De uitkeringen bedragen ongeveer 66 procent van het laatst verdiende loon. De duur van de uitkering is zeer beperkt.