De vele gezichten van Zanzibar; maart 2018
Mijn huisgenoten zagen de bui al hangen. Mee op wintersport? Ik zou jammeren over de kou, de zwarte pistes en teveel ijs in plaats van sneeuw. Bovendien hadden ze nog net die ene piepkleine kamer kunnen boeken in een pension aan de voet van de berg.
Nou doei dan ga ik wel naar Zanzibar, met Tui! Naar een andere wereld waar het altijd warm is. Houdoe winter, hallo zon. Zoiets. Ik ging in iedere geval niet thuis afwachten of die k-griep ooit over zou gaan.
En zo kwam het dat ik na een koortsige vlieg- en busreis van veertien uur en een woelige nacht, wakker werd als 'alleenstaande vrouw' in een groene oase met wuivende palmen, bloeiende bougainville en bomen met ruziënde apen. Het was dertig graden; ik rook de zee en heerlijke zoete geuren die ik niet kon thuisbrengen.
Overal in het Reef & Beach Resort doken ranke, slanke Masai op gehuld in rode doeken, 'Hakuna matata!' Ze droegen kralenkettingen, een kapmes op de heup, een herdersstaf in de hand en rubberen sandalen.
'Ze zijn onverschrokken', zei de hotelmanager. 'Als ik locals zou inhuren voor de beveiliging van het terrein en er gebeurt iets, dan slaan die meteen op de vlucht. Zo niet de Masai. Zij zetten zich juist schrap als er gevaar dreigt'.
Dagelijks wisselde de samenstelling van de groep die garant stond voor onze veiligheid. Masai 'Frank' had de leiding. Hij was in zijn leven geen dag naar school geweest en een autodidact: hij had zichzelf Engels, rekenen en schrijven geleerd.
'Wij komen uit Arusha, bij de Kilimanjaro', vertelde hij. 'Ik heb vier getrouwde zussen, een moeder en twee broertjes. Ze wonen in de bush en zorgen voor het vee. Ik ben verantwoordelijk voor ze en stuur ze geld. En ik spaar want ik wil over drie jaar ook trouwen.'
Vroeger moesten de Masai eerst een leeuw doden en de kop van het beest overhandigen aan de aanstaande schoonfamilie. Maar dat is inmiddels verboden. Nu hoeft Frank alleen nog maar een bruidsschat te betalen: twintig koeien voor een maagd.
'Ik heb al vijftig koeien,' zei hij trots. 'Maar mijn kudde moet veel groter zijn voordat ik voorgoed terug ga naar Arusha. Ook wil ik kinderen en die moeten straks wèl naar school kunnen.' Het waren bescheiden wensen in een andere wereld.
Franks verhaal werd onderbroken door harde Russische volksmuziek die over het terrein schalde (het was tien uur 's ochtends). Een medewerker van het hotel was in een boom geklommen om er rijpe kokosnoten uit te halen, zo werd me later verteld, en er was er een op vijf meter afstand van een groep Russen gevallen, die zich net had geïnstalleerd aan de rand van het zwembad. De bedremmelde medewerker werd de huid vol gescholden; de excuses van de hotelmanager werden niet aanvaard. Een collectieve straf was het resultaat: iedereen moest naar bombastische marsmuziek luisteren uit een mini-ghettoblaster.
Met rollende ogen keken andere hotelgasten rondom het zwembad elkaar aan maar niemand durfde er iets van te zeggen. Tegen onbeschofte Russen konden zelfs de heldhaftige Masai geen bescherming bieden.
Om te socialisen en meer van het eiland te zien ging ik mee met de Dala-Dala, een open bus met houten banken waarop we ineengedoken, dicht tegen elkaar aan zaten. Normaal gesproken puilt de Dala-Dala uit en bezwijkt het dak bijna onder de last van koffers en dozen met handelswaar, nu zaten er 'slechts' twintig toeristen in die zich angstvallig vasthielden aan stalen buizen boven hun hoofd.
De tocht voerde eerst langs de idyllische kust. In het ondiepe, turquoise water van de Indische oceaan vaarden vissers uit op eenvoudige houten schuiten om een avondmaal te vangen. Swahilivrouwen in lange jurken, met shawls om hun hoofd, stonden tot hun middel in het water om zeewier te verzamelen dat ze later zouden verkopen aan handelaren.
Tropisch Zanzibar is zeldzaam vruchtbaar en bezaaid met mango- en bananenbomen en andere voedzame gewassen. We maakten een stop in een dorp middenin het groen; de wegen waren onverhard, overal liepen kippen rond en heel veel kinderen. De jongste was amper drie jaar oud; de oudste rond de vijftien. Sommigen droegen gescheurde lompen, anderen sportshirts of kleurrijke jurkjes.
Op blote voeten kwamen ze ons tegemoet: 'Hello how are you? Where you from? You have money?' Geld geven was ten strengste verboden en we grijnsden ongemakkelijk. 'Or candy?' De kinderen lieten zich niet afwimpelen; ze wisten dat we vroeg of laat overstag zouden gaan en zwermden om ons heen.
Er stonden hutten gemaakt van leem en gevlochten palmblad en huizen van steen. Het nieuwste huis was een moskee waar moslimmannen (95 procent van de bevolking op Zanzibar is moslim) geacht werden vijf keer per dag te bidden. We mochten er onder geen beding een kijkje nemen.
Wel waren we welkom in de hut van een boerin die kokospasta produceerde, van kokosnotenhaar ijzersterk touw maakte en daar drie kinderen van onderhield, en bij de zeewierhandelaar. In zijn huis lagen bergjes van het spul te drogen en stonk het een uur in de wind.
Zeewier uit Zanzibar is big business en wordt volgens de BBC geëxporteerd naar China, Korea, Vietnam, Denemarken, Spanje, Frankrijk en de VS en gebruikt voor cosmetica, lotions, tandpasta en medicijnen. De Chinezen eten het als groente. Maar door de temperatuurstijging van de zee is er steeds minder zeewier waardoor veel vrouwen helaas hun bron van inkomsten kwijtraken.
Tenslotte kwamen we uit bij de 'dorpsschool': een donker, kaal lokaal waarin niets aan school deed denken. Kon dat nou niet anders? Zou er iets van de miljoeneninkomsten uit toerisme doorsijpelen naar dit dorp?
Ik vroeg het de volgende dag aan een taxichauffeur die me met een slakkengang naar het strand van Paje bracht. Het woord haast bestaat op Zanzibar niet en dat was een verademing (al moest ik er even aan wennen).
'Toerisme zorgt voor werkgelegenheid in de hotels en daaromheen maar mensen krijgen heel weinig betaald,' vertelde hij me. Het grote geld verdween vooral in de zakken van hoteleigenaren en een paar slimme zakenmensen in de branche.
De taxichauffeur moest zelf een aanzienlijk deel van de ritprijs inleveren bij het reisbureau van het hotel, als tegenprestatie voor de klus. En dat zat hem dwars. 'Ik ben net getrouwd en mijn vrouw wil op safari,' verzuchtte hij. Er was geen ontkomen aan: 'ze belt me er drie keer per dag over. Het gaat me minimaal tweehonderd dollar kosten voor vier dagen. Dat is een maandinkomen!' Ik durfde niet te zeggen dat westerse toeristen er zonder blikken of blozen elfhonderd dollar voor betaalden.
In Paje, het kitesurfparadijs van Zanzibar met hippe strandtenten en een breed, wit strand, kwam de hele wereld samen. Ik hoorde er Duits, Japans, Spaans en Zweeds. Happy Hour begon er om drie uur 's middags en lokale handelaren verkochten sigaretten en (onderhands) ook joints.
Afrikaanse vrouwen met tassen op hun hoofd liepen langzaam over het strand. Ze probeerden pareo's te verkopen aan westerse vrouwen in strandstoelen, die verveeld op hun smartphones staarden of ter verkoeling in de branding stonden, al dan niet met hun Masai-vakantiegeliefde.
'Hi how are you. I'm Kees, they call me beautycase', zei een donkere stem achter me. Ik liet me niet afleiden want ik had een missie: ik wilde weer eens een kiteles nemen (noem het een midlife-dingetje).
Dat was, op zijn zachts gezegd, een uitdaging. Door de stevige rukwinden werd ik steeds over de plank getrokken en in het water getorpedeerd en een paar keer viel de kite als een baksteen uit de lucht omdat het opeens windstil was.
Van gesis op het strand had ik na de les geen last want een half verzopen vrouw in een kite-outfit, met waterschoenen aan en een helm op, is zooo niet sexy.
De les mocht dan geen succes zijn geweest maar ik had wel een verhaal toen ik 's avonds aan de openluchtbar in het resort zat om met mijn nieuwe Tui-vrienden bier te drinken. De schaafwonden op arm en been waren een bewijs van mijn (over)moed.
Haram in Stone Town
De meeste locals die ik ontmoette waren aardig, open, heel opgewekt en ze lieten zich door niets of niemand opjagen. Het was besmettelijk, na een paar dagen kon ik hooguit twee uur vooruitkijken en ging alles Pole Pole: 'slowly slowy'. Ik wond me nergens over op, ook niet over de Russen want die waren vertrokken. Ik nam me voor die rust vast te houden in Stone Town, de volgende plaats van bestemming.
Stone Town wordt omringd door zee. In dit oude stadsdeel liggen dure hotels, goede restaurants en historische gebouwen. En je kan er ronddwalen door een doolhof van straatjes met een ontelbare hoeveelheid winkels.
De highlights, zoals het voormalige paleis 'House of Wonders' en de imposante villa van Tippu-Tip, waren in verval en stonden in de steigers. Maar van enige activiteit was geen sprake. Tippu Tip was in de negentiende eeuw op Zanzibar de voornaamste handelaar in slaven en ivoor en hij bezat kruidnagelplantages waarop tienduizend slaven werkten.
Een palazzo met uitzicht op zee werd wèl flink onder handen genomen. Het was door de koning van Marokko gekocht van een Italiaanse restauranthouder, vertelde mijn gids Mister Mahmoud. 'Koning Hassan houdt van Zanzibar en wil hier een vakantiehuis hebben, zoals veel Arabieren. Een half jaar geleden kwam hij opeens op bezoek. Hij liep gewoon over straat, mensen de hand te schudden.'
De Arabieren overheersten het eiland 134 jaar lang, totdat de laatste Sultan in 1964 werd verjaagd; later in dat jaar werd een Act of Union gesloten tussen Zanzibar en Tanganyika en was het land Tanzania geboren.
Mister M. strooide gul met historische feiten en jaartallen en wisselde dat af met het bevel 'and now you take picture!' Wat ik dan braaf deed. Foto's van het fort, van de beroemde houten deuren met koperen beslag, van de minaret, van de grote kathedraal en van The African House waar vroeger The English Club zat, verboden voor Amerikanen en vrouwen.
Trots vertelde Mister M. over de vrijheid van godsdienst op het eiland waar alle geloven vreedzaam samenleven. We kwamen langs een Hindoetempel en de Sunni Madrassa School waar het krioelde van jongens in groene overhemden en meisjes met broeken en lange, witte hoofddoeken. Ze hadden pauze en bij een straathandelaar kochten ze fruit en vers sap dat uit stengels suikerriet werd geperst. Even verderop stonden vrouwen op de bus te wachten in zwarte boerka's die alles bedekten behalve hun ogen. Het contrast met het hippie-achtige strand van Paje had niet groter kunnen zijn.
Vanuit het niets hoorde ik opeens mooi gezang. We volgden het geluid en kwamen uit bij een kaal zaaltje met slechts een kruis aan de muur. Het lag op het terrein van een kerk. Een groep devote gelovigen (mannen en vrouwen van alle leeftijden) zong meerstemmige gospelliederen; de teksten stonden in schriftjes geschreven. Ik vond hun toewijding ontroerend.
Daarna liet Mister M. me het huis zien waar de rockster Freddy Mercury had gewoond in zijn jonge jaren. 'Freddy was gay,' vertelde hij me op samenzweerderige toon. 'Die hebben we hier ook, maar je ziet ze niet. Er zijn misschien een paar ondergrondse Gaybars.'
Het is een gevoelig onderwerp want mijn zoon is gay, maar dat kon Mister M. niet weten.
Openlijk gay-zijn was zeker niet toegestaan op Zanzibar, net zomin als dronkenschap of het tonen van teveel bloot. Want dat was niet Haram, legde hij me uit in het koffiehuis waar we even schuilden voor de hitte (35 graden) en Stoney bestelden, een verfrissende gemberdrank. Ik voelde een lichte irritatie opkomen.
Mijn blik dwaalde af. Aan de muur hing tot mijn verbazing een oude, getekende reclame van Albert Heijn-koffie met een karikatuur van een neger. In Nederland zou het prentje zeker een rel veroorzaken, hier maalde niemand er om.
Even later slenterden we langs een schoonheidssalon waar toeristen henna versieringen lieten aanbrengen op hun handen en onderarmen. 'Onze vrouwen mogen alleen henna-tekeningen dragen om de man te plezieren, bijvoorbeeld vlak voordat ze gaan trouwen.' Mister M. stopte bij een hennastruik, met lichtgroene blaadjes. 'De sap van de wortels van de struik werd veel gebruikt voor een abortus, als een meisje zwanger was voor het huwelijk. Nu zijn daar ook andere middelen voor.' Hij zei het alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Nee jonge meisjes bezwangeren/verkrachten, dat was nog eens Haram! De irritatie was compleet maar ik had me voorgenomen om de rust te bewaren. Ik dacht aan de beheerst gefrustreerde juf Ank die met een ijzige glimlach zou zeggen: 'Wij vinden dit een heel vervelend verhaal.'
In de straatjes van Stone Town werd het steeds drukker. Het rook er naar hout, kruiden, citrus en afval. Handelaren verkochten uitbundige Afrikaanse kunst, specerijen, exotische schelpen en edelstenen. Maar ook de gedroogde huid van een python en Afrikaanse design-kleding. Een mooie vrouw die zo van de catwalk geplukt leek te zijn, showde met flair een van de creaties. Ze toornde boven iedereen uit.
Ik nam afscheid van mijn gids in de Forodhani Gardens waar tientallen eetstalletjes waren verschenen met bergen fruit, groente en gebraden vlees en vis. In emmers lagen hele inktvissen, de zuignappen van hun tentakels hadden zich vastgezet tegen het plastic. In een mum van tijd zouden ze op de bakplaat belanden.
Op de terrassen met plastic stoelen en tafels werd het steeds drukker. De lokale bevolking kwam niet alleen naar de Forodhani Gardens om te eten maar ook om de laatste nieuwtjes uit te wisselen en te genieten van de zeebries.
Het was vloed en het water klotste tegen de hoge kade van de boulevard. Jongens deden hun kleren uit en in hun onderbroeken doken ze met een salto in zee, om indruk te maken op meisjes die op stenen banken zaten te giechelen.
Dat was zeker niet Haram, maar wel heel leuk.