27 juli 2015; Een antieke wereld
Tijdens mijn eerste week in Cuba heb ik een nieuw obsessie ontwikkeld: auto’s. In Afrika heb ik ooit dertig foto’s gemaakt van de eerste olifant die ik zag in het wild, in Tibet waren het de yaks en in Havana ging het mis toen ik de eerste ouderwetse rode Chevrolet zag voortkruipen, door de straat van ons hotel. Het was niet meer te stoppen maar hallo zeg! Het aanbod was dan ook overweldigend.
Uit alle straten kwamen oude Chryslers, Fords, Chevrolets, Cadillacs, Dodges en Pontiacs gereden in oogverblindendende kleuren: zuurstokroze, kanariegeel, mintgroen, turquoise en ook pimpelpaars.
Zelfs al vielen de ze soms bijna uit elkaar en zaten ze vol roestige plekken, zelfs al stonden ze hinderlijk stil in een drukke straat of in een tunnel omdat er opeens een wiel afbrak, ze bleven betoverend. Als ik een autofabrikant was in Detroit dan zou ik de retro modellen onmiddellijk opnieuw in productie nemen (wellicht energiezuinig).
Ook buiten de stad ging het feest gewoon door. Trots kwamen de klassiekers ons tegemoet rijden op de vrijwel lege ‘snelweg’ van Havana naar het zuiden van het land, waarop je continue moet uitwijken voor een span met ossen, paard en wagen of voor overstekende voetgangers. Nee hoor, het is hier helemaal niet vreemd als je midden op de snelweg even bukt om je veters te strikken.
En maar schommelen...
Cuba is eigenlijk een antieke wereld, bezaaid met relikwieën uit het verleden. Dat geldt vooral voor het charmante Trinidad, met zijn gekleurde huizen en prachtig gerestaureerde Spaanse haciënda’s en kerkjes. Het is er overdag meer dan veertig graden en in Trinidad gaan de luiken dan niet dicht maar zetten ze alles juist wijd open. Ik kan dus overal naar binnen loeren en zie opvallend veel mensen relaxed voor de TV zitten, heen en weer bewegend op hun schommelstoel.
De Cubanen, op hun beurt, kijken met medelijden naar mij en andere voortstrompelende toeristen met camera's op hun borst en plattegronden en waaiers in de hand.
De schommelstoel mag in Nederland door de stijlpolitie dan al lang zijn verbannen naar de vliering of de brandstapel, maar in Cuba is’ie dus nog springlevend.
In onze Casa Particolar staat de schommelstoel pontificaal naast de voordeur, waar de overgrootmoeder van negentig de wacht houdt. Dat doet ze de hele dag, samen met een teckel.
Verder staan er nog een bank en een bed in de kamer. Maar pièce de résistance, is een moderne Chinese motor. Tweezits, met vijf versnellingen.
Hij is de trots van Julio, de charmante manager van de casa en de enige man in de huishouding vol vrouwen. Terwijl overgrootoma de wacht houdt, zijn haar twee bejaarde dochters aan het koken en maken ze schoon. En zorgt de kleindochter (inmiddels ook dertig plus) voor haar kinderen van drie en vijf. Zij is de vrouw van Julio.
Overgroot oma neemt haar taak als bewaker zeer serieus. Ook ’s nachts. Dat bleek afgelopen nacht wel toen ik wilde polsen of mijn jongens in de kamer naast ons, niet waren gesmolten van de hitte. Op de overloop stuitte ik opeens op een gietijzeren sierhek waar een groot hangslot aan hing. Overal in huis bleken opeens hekken te staan. Potdicht.
In alle haast moest Julio om zes uur ’s ochtends de goede sleutels bij de sloten zoeken om de boel ongedaan te maken, voordat de gasten wakker zouden worden en ze zich in een gevangenis zouden wanen. Toen ik hem vroeg of het echt nodig was, die maximale beveiliging, zuchtte hij diep. ‘Ik heb al tien keer gezegd dat oma zich niet met de hekken mag bemoeien. Maar ja, ze is van voor de revolutie hè, ze voelt zich alleen safe als alles ’s nachts gebarricadeerd is. Nee, het is niet altijd eenvoudig om met vier generaties onder een dak te wonen’.
Eigenlijk is alles in Trinidad nog van voor de revolutie. De hang naar nostalgie zit diep. Gelukkig vond er in dit land niet ook nog een 'culturele revolutie' plaats en bezitten veel Cubanen nog prachtig antiek. Zij hebben hun casa's en restaurants trots ingericht als kleine musea die vooral ’s avonds goed tot hun recht komen, als de lichten aan gaan.
De tafels zijn gedekt met damasten tafelkleden en prachtige tiendelige serviezen, met minimaal drie borden en kommetjes per couvert. Om het nog maar niet te hebben over line-up van kristallen glazen en zilveren bestek. Alles is bewaard gebleven. Je kan in sommige casa's zelfs dineren in een stijlvolle slaapkamer met een lits-jumeaux van mahoniehout en een lampetkan, als je daar toevallig zin in hebt.
Shoppen in Cuba?
Binnenshuis wordt socialisme dus vermengd met een flinke dosis aristocratie. Maar op straat heerst nog steeds de eenvoud. Er is weinig verkeer en het risico om onder de voet te worden gelopen door een paard, is er vele malen groter dan de kans op een auto ongeluk.
En er zijn maar drie soorten winkels: ‘supermarkten’ met een zeer schaars aanbod, drankzaken die tot de nok toe zijn gevuld en winkels met souvenirs (allen in handen van de staat). Maar daarmee houdt het wel op. De zin ‘shoppen in Cuba’ in reisgidsen, is dan ook ironisch bedoeld.
Ook is er schaarste. Al dagenlang zijn de flessen met gewoon water uitverkocht en onder buitenlanders breekt bijkans paniek uit. Een argeloze toerist die net is aangekomen en toevallig een nog volle fles onder zijn arm houdt, wordt meteen belaagd op straat. ‘Hey man, where did you buy it?’
Maar de Cubanen zitten er niet mee. Zij drinken gewoon uit de kraan en vragen zich af waarom je überhaupt een punt zou maken van water als je ook een mojito kan nemen of een daiquiri. Want aan rum is in Cuba nóoit gebrek.