November 2009 - De 'Shanghainese' taxichauffeur
Je hoort me niet klagen over het rochelen en spugen, het knakken van de vingers, mobiel bellen terwijl er vol gas wordt gegeven of het radiohoorspel dat altijd door de auto schalt. Dat neem ik allemaal voor lief.
Het is de strijd om überhaupt een taxi te bemachtigen en die zo direct mogelijk van A naar B te laten rijden (en niet via een onnavolgbare omweg).
Het begint al met het aanhouden. Lijkt een fluitje van een cent want buiten de spits zijn er genoeg taxi’s beschikbaar. Maar niet iedere bestuurder heeft zin. En zeker niet in een buitenlander. Ik ben niet eens meer verbaasd als een chauffeur me onderzoekend aankijkt...en vervolgens hard doorrijdt.
Als de taxi wél stopt is het zaak om snel in te stappen en te blijven zitten, heb ik inmiddels geleerd. Ook als de bestuurder niet verder wil omdat hij de plaats van bestemming niet kent. Altijd poot stijf houden, luidt het devies!
Eenmaal onderweg begint het echte werk pas. Een kaart met Chinese lettertekens is onmisbaar. Want het correct uitspreken van straatnamen is een onbegonnen zaak. Iedere bestuurder lijkt zijn eigen dialect te hebben.
Zo probeerde ik laatst een chauffeur naar de Changde Lu (Sjende Lu?)te sturen. De man keek me aan alsof ik het over een andere planeet had. Toen ik de kaart liet zien kreeg hij de slappe lach. Oooooh, Zoeang Dé Luwa (of iets van die strekking) riep hij uit.
Even een blaadje lezen of telefoonberichten bijwerken, zit er niet in. Want veel chauffeurs komen niet uit Shanghai en kennen de weg amper. Je moet dus voortdurend richtingaanwijzingen geven. In mijn geval beperkt zich dat tot de woorden ‘links’, ‘rechts’ en ‘rechtdoor’. Ligt tóch gevoelig. Want ze worden niet graag aangestuurd door een buitenlandse vrouw, die het beter denkt te weten.
Een bestuurder raakte laatst zo geïrriteerd dat hij uit protest als een slak ging rijden. Met de fiets was sneller. Ook heb ik al veel scheld kanonnades over me heen gekregen, waarvan ik gelukkig nooit een woord heb verstaan. Ik ben er achter dat alleen terugschreeuwen zin heeft. ‘Réchtdoor heb ik gezegd. ID-ZE-ZOO!’
Een moment van onoplettendheid wordt meteen afgestraft. Tijdens de meest zenuwslopende rit tot nu toe belandde ik, geheel tegen de plannen in, op de drukke Yan-an elevated Road (een snelweg in de lucht).
Ik móest op tijd thuis zijn om Jim en Vic op te vangen, want had geen sleutel verstopt. Na tien minuten file rijden hoorde ik mezelf bij de eerste afslag schreeuwen: ‘I want out NOW!’
Hoe dom kan een mens zijn? De taxi had binnen een seconde een nieuw passagier. Ik daarentegen, belandde op een drukke hoofdweg ver van huis, waar geen hond stopte.
De ontmoeting met een Amerikaan was niet bemoedigend: hij stond al een kwartier tevergeefs met zijn hand omhoog. De frustratie viel van mijn gezicht af te lezen. Niet voor niets gaf hij me zijn kaartje: Henry Douglas, psycholoog.
Het werd dus lopen, in plaats van rijden. Eenmaal thuis had mijn stresslevel een nieuw hoogtepunt bereikt. Gelukkig kwam ik de Nederlandse buurman J. tegen in het trapportaal, die ervaringsdeskundige is. Zijn zwangere vriendin N. leed zo onder Shanghainese chauffeurs dat haar bloedruk omhoog was geschoten naar een onaanvaardbaar niveau. De dokter had haar berispt: geen taxi’s meer!
Overigens, hoe langer mensen hier wonen des te komischer de verhalen. Zo trof vriendin A. ooit een ‘pomper’ als chauffeur. Die bleef maar pompen met het gaspedaal in plaats van het in te trappen; ze waande zich dan ook in een botsauto. Noodgedwongen heeft ze de hele rit met haar linkerhand zijn rechterbeen naar beneden gedrukt gehouden; alleen bij een stoplicht liet ze even los.
Ook zat ze laatst aan boord bij een plasser. Die nam niet eens meer de moeite om uit te stappen maar hing zijn leuter voor het gemak even buiten het portier. Om vervolgens door te rijden alsof dat de normaalste zaak van de wereld was.
Tsja, probeer dan maar eens hoffelijk en beleefd te blijven! Helaas, de goede manieren die ik de afgelopen jaren met veel moeite heb aangeleerd gaan hier in één keer overboord. Want ze brengen me nergens. Dat probeer ik ook steeds aan mijn kinderen uit te leggen, die alle opwinding hoogst vermoeiend vinden.
De boodschap komt helaas niet over. Zoon Vic is er klaar mee. Hij stapt alleen nog in een taxi als ik van tevoren plechtig beloof om mijn stem niet te verheffen. Het wordt imploderen dus, in de toekomst, in plaats van exploderen.