Elsevier; Peking houdt poot stijf; 2 oktober 2010

Voor Amerika is de maat vol. China moet zijn goedkope munt opwaarderen en snel ook. Maar de Chinezen wijzen op de falende Amerikaanse economie.
Wie de Chinese kranten er op naslaat zou bijna denken dat de relatie tussen China en de Verenigde Staten beter is dan ooit. Op de bijeenkomst van de Verenigde Naties, vorige week, wisselden de Chinese premier Wen Jiabao en de Amerikaanse president Obama wel twee uur van gedachten over diverse kwesties.
Wen benadrukte dat China hard bezig is om ‘veranderingen door te voeren in het systeem dat de waarde van de yuan bepaalt’(de nationale munteenheid). Ook beloofde hij dat de behandeling van buitenlandse bedrijven, waaronder veel Amerikaanse firma’s, zal verbeteren.
Na deze verbale omhelzing noemde Obama, op zijn beurt, China ‘een hele bijzondere partner’. De China Daily concludeerde dat de gemeenschappelijke belangen tussen de twee landen veel groter zijn dan de meningsverschillen. En dat die vooral kunnen worden opgelost door dialoog en samenwerking. Geen vuiltje aan de lucht dus.
Maar schijn bedriegt. In de aanloop van de tussentijdse verkiezingen in Amerika, die begin november worden gehouden, zijn de spanningen tussen Amerika en China juist flink opgelopen. Een handelsoorlog dreigt zelfs.
Ondanks vele beloften houdt China de waarde van de yuan nog steeds kunstmatig laag, wat de concurrentie positie van Amerikaanse bedrijven ondermijnt en slecht is voor de werkgelegenheid. Menen de Amerikanen. Daar komt nog eens bij dat China bepaalde takken van industrie sterk subsidieert (zie kader), wat oneerlijke concurrentie nog verder in de hand werkt.
Voor veel Amerikanen is de maat inmiddels vol. Zeker nu het werkloosheidspercentage in de Verenigde Staten 9,6 procent bedraagt.
De democraten in het congres zien de bui al hangen. Ze hebben dan ook gedreigd nog voor de verkiezingen in november een stemming te houden over de heffing van flinke importtarieven op Chinese producten. De kans dat China na deze dreiging overstag zal gaan, en de yuan flink zal opwaarderen, is echter bijzonder klein.
De Chinezen wijzen graag op de revaluatie van de Japanse yen in de jaren tachtig. De Amerikanen werden in die tijd overspoeld met Japanse producten en maakten zich zorgen over het handelsoverschot van Japan en de slechte concurrentiepositie van Amerikaanse bedrijven. Nadat bondgenoot Amerika grote druk had uitgeoefend grepen de Japanners in en steeg de waarde van de yen met maarliefst vijftig procent, van 1985 tot 1987.
De Japanse producten werden duurder en die uit Amerika flink goedkoper, maar het gewenste effect bleef uit. Het handelsoverschot nam zelfs verder toe. De gestegen waarde van de yen bleek geen belemmering voor de groei van bedrijven als Sony en Toyota
Experts in Peking menen dat niet de waarde van de yuan, maar vooral de destructieve structuur van de Amerikaanse economie, de oorzaak is van het handelstekort met China. Het lage spaarniveau van de Amerikanen, de hoge consumptie en het overplaatsen van veel productie naar lage loon landen vormen het probleem. Bovendien heeft Amerika zelf de export aan banden gelegd van zijn meest waardevolle producten, zoals hoogwaardige technologie. Om te voorkomen dat die op grote schaal wordt gekopieerd. Met als gevolg dat China de technologie nu uit andere landen haalt.
Ook binnenlandse ontwikkelingen maken een flinke opwaardering van de yuan zeer onwaarschijnlijk. China heeft de laatste maanden te kampen met wilde stakingen die de lonen flink omhoog hebben gejaagd (vooral in het zuiden). Bovendien neemt de economische groei af, stelt Peking. Nog meer druk op de economie is dus niet verantwoord.
Verder wijzen experts er op dat de Amerikanen die zo ijveren voor opwaardering van de yuan, de belangen van hun landgenoten met lage inkomens uit het oog verliezen. Want zij profiteren het meest van goedkope Chinese producten (kleding, schoeisel, speelgoed, meubels en elektronica). Als China te duur wordt zullen bedrijven zoals WalMart, die vooral deze bevolkingsgroep bedienen, eerder goedkope producten uit andere lagelonenlanden halen dan uit Amerika.
In dat verband wijst Peking er ook graag op dat China, wat de productie van hoogwaardige goederen betreft, vooral een assemblage land is. Een dure computer bijvoorbeeld, bestaat uit veel onderdelen die uit alle uithoeken van de wereld komen maar wordt in China in elkaar gezet. De assemblagekosten zijn echter maar een fractie van de totale kosten.
Verhoging van de waarde van de yuan en, indirect, van de loonkosten in China zal er niet toe leiden dat de computer opeens in Amerika wordt gemaakt. Ook hier geldt weer dat de productie mogelijk zal worden verplaatst naar andere lage loon landen zoals India of Vietnam.
Dat handelsoverschotten tenslotte een vertekend beeld kunnen geven van de opbrengsten die er mee zijn gemoeid, blijkt wel uit de exportwaarde van een computer. Omdat hij na de assemblage vanuit China wordt geëxporteerd komt de totale waarde op de handelsbalans te staan. Maar in feite heeft de fabriek in China er maar weinig op verdiend: alleen de assemblagekosten.
Dreigende handelsoorlog of niet, de Chinezen gaan ondertussen rustig door met het stimuleren van de binnenlandse consumptie om de groei van de economie minder afhankelijk te maken van exporten. ‘Hier is nog behoefte aan van alles,’ benadrukt een Chinese zakenman. ‘En als we er in slagen nog een paar honderd miljoen mensen uit de armoede tillen, zoals we de afgelopen decennia hebben gedaan, dan hebben we de Amerikaanse afzetmarkt niet eens meer nodig.’

Kader:
De Amerikanen hebben al importtarieven ingevoerd op autobanden en staalkabels uit China, omdat Peking die industrie zou subsidiëren waardoor de prijzen kunstmatig laag zijn. Maar er zit meer in het vat. Begin september heeft de Amerikaanse bond van staalwerkers China ook officieel beschuldigd van het fors subsidiëren van energiebesparende producten zoals windturbines, zonnepanelen en onderdelen voor kernenergie centrales. China zou gratis land beschikbaar stellen aan fabrieken evenals leningen met lage rente. De bond wil dat de Amerikaanse regering ook deze zaak aanhangig maakt bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De productie van groene producten zou in Amerika juist moeten zorgen voor meer werkgelegenheid. In plaats daarvan sluiten fabrieken en wordt de productie noodgedwongen verplaatst naar…China.