De Volkskrant; Meedogenloze Yakuza op sloffen; 30 juni 2009

Een nieuwe wet moest de Japanse maffia eronder houden. Maar de yakuza past zich aan, als een bacterie die resistent wordt.
Foto: Nikki Christodoulou


Zwetende mannen en vrouwen met yukata’s (zomerkimono’s) aan, persen zich door de straten van de volkswijk Asakusa. Tijdens het jaarlijkse matsurifestival torsen ze tempels (mikoshi’s) op hun schouders waarin de goden huizen die voor welvaart zorgen. Ze dronken inmiddels de nodige sake en zijn in trance. ‘Washoi!’ Brullen ze in koor. Onoplettende omstanders worden genadeloos onder de voet gelopen.
Als de mikoshi’s weer op de grond staan, trekken een paar mannen de yukata’s uit. Ze tonen wilde tatoeages die hun bovenlijven bedekken. Eén keer per jaar onthullen ze zo hun ware identiteit: die van yakuza ofwel Japanse gangster.
Een bezoek een paar dagen later, aan het hoofdkwartier van het syndicaat Uchibori Gumi in een satellietstad van Tokio, moet meer licht werpen op de rituelen en regels binnen de yakuza. Loyaliteit gaat boven alles. Een bendelid dient absolute gehoorzaamheid te tonen aan de ‘godfather’. En moet zelfs opdraaien voor misdaden die hij niet heeft gepleegd, en daarvoor gevangenisstraf uitzitten, als dat in het belang is van het syndicaat.
Hoe langer iemand heeft gezeten, hoe hoger zijn status. Een ernstige overtreding van de regels wordt bestraft met het afhakken van een kootje van een pink.
Het betonnen pand van de Uchibori Gumi, ligt in een nauwe straat waarvan er duizenden bestaan. Opmerkelijk zijn alleen de auto’s voor de deur. Zoals de lichtblauwe Mercedes cabriolet uit de jaren zestig en de zwarte limousine met geblindeerde ramen. De voordeur staat open en in de hal hangen foto’s van de oyabun (de baas) en zijn zoon, in traditionele Japanse kleding.
Op het afgesproken tijdstip komen een paar bendeleden nieuwsgierig naar buiten; ze ogen eerder schlemielig dan afschrikwekkend. De georganiseerde misdaad hier, draagt goedkope pakken en zwarte sloffen van plastic.
De oyabun is opeens verhinderd, zeggen de mannen, en heeft ook de komende weken geen tijd. Op de vraag of ze wel echt yakuza zijn, reageert een van de leden als door een wesp gestoken. Hij trekt zijn overhemd uit en toont een bloeddorstig tafereel op zijn rug. Om daarna snel het hoofdkwartier in te schieten.
Een toevallige ontmoeting met Tomi (49), ooit gangsterliefje nu huisvrouw en moeder van twee puberende dochters, levert meer op. Zij is bevriend met de oyabun van een ander syndicaat. Op voorwaarde van anonimiteit staat hij wél open voor een gesprek. Dat vindt plaats in een karaokebar, op de achtste verdieping van een gebouw vol nachtclubs.
Vooral de tweede man, de kashira (secretaris) van het syndicaat, valt op. Hij draagt een zwart pak met witte, leren puntschoenen en heeft zijn zwarte glimmende haar strak naar achteren gekamd. In beide oren glinsteren diamanten en om zijn hals hangt een Bulgari-ketting. Aan zijn riem zijn drie mobiele telefoons bevestigd. Hij is opgetogen want hij heeft zojuist zijn nieuwe ‘dierenwinkel’ geopend.
Nori(59), de oyabun, is nog onderweg. Hij moest naar het ziekenhuis voor controle. ‘Hij heeft kanker’, fluistert Tomi. ‘Veel yakuza-leden worden op jonge leeftijd ziek vanwege drank en drugs.’ Als Nori, een tengere man met een oversized vest en een te wijde spijkerbroek eindelijk binnenkomt, staat iedereen op om te buigen. Vooral de bareigenaar.
Nori lacht vriendelijk en valt maar meteen met de deur in huis. ‘In de gevangenis werd ik genezen verklaard maar het is terug.’ Hij heeft vijftien jaar gezeten, vertelt hij trots, voor een ‘aan wapens gerelateerd incident’. De strafmaat doet wapenhandel of doodslag vermoeden. De kashira heeft twaalf jaar gezeten en weer een ander bendelid tien jaar, vervolgt de oyabun. Ook zij knikken trots.
Maar dan betrekt Nori’s gezicht. ‘Ik ben anderhalf jaar vrij en geef weer leiding aan de organisatie. Dat valt niet mee want ik moet zeker tweehonderd man onderhouden. Het gaat slecht met de economie, bovendien worden we in de gaten gehouden door de politie.’
Zijn syndicaat verstrekt leningen en is actief in de bouw en het onroerend goed, pretendeert Nori. ‘Maar we mogen geen hoofdkwartier hebben. Ik kan geen visitekaartjes uitdelen en mag niet eens meer mijn tatoeages tonen. We zijn gelieerd aan de Yamaguchi Gumi, het grootste syndicaat, dat de bijzondere aandacht van de autoriteiten heeft. Ik moet me zo onopvallend mogelijk gedragen. Als de hoogste baas er achter komt dat ik met een krant praat, ontslaat hij me meteen.’
Vroeger was de yakuza oppermachtig. Maar sinds de Anti Georganiseerde Misdaadwet van kracht werd, worden bendes eerder vervolgd en moeten ze concurrentie toestaan. Vooral van Chinezen, die actief zijn in Kabukicho, een buurt in Tokio met veel seksindustrie. Nori: ‘We moeten ze wel dulden. Als er een bendeoorlog uitbreekt is vooral de yakuza de klos.’
De oyabun drinkt uitsluitend koude thee. Hij gebaart dat hij zijn zwarte tas van krokodillenleer nodig heeft. De jongste bediende uit zijn entourage komt aangesneld om hem te openen. Nori haalt er oude foto’s uit van zijn liefjes, waaronder Tomi. Hij heeft acht kinderen bij acht vrouwen. Met de mooiste is hij getrouwd. ‘De vrouw van de oyabun speelt een machtige rol in het syndicaat als haar man in de gevangenis zit of overlijdt,’ legt hij uit. ‘Maar verder dult de yakuza geen vrouwen.’
Dan vraagt hij om een microfoon en muziek en springt het beeldscherm aan. ‘In de gevangenis werd ik tweede tijdens een karaoke wedstrijd,’ glundert Nori. En met een snik in de stem zingt hij de Japanse evergreen ‘I love you’ van Yukata Ozaki mee.

De yakuza, de Japanse maffia, is niet te vergelijken met de georganiseerde misdaad in Europa of Amerika. In Japan is de verstrengeling met de maatschappij groter. Van de naoorlogse periode tot in de jaren negentig was de invloed op de politiek, de politie en het Japanse bedrijfsleven, enorm.
Yakuzaleden werden ingeroepen om met geweld een einde te maken aan demonstraties van vakbonden en communisten. En handhaafden de orde op straat. In ruil daarvoor konden ze ongestoord hun gang gaan in de bouwsector, de gokindustrie, de wapen- en drugshandel en de prostitutie. Syndicaten droegen moordenaars zelf over aan de politie; extreem geweld, afpersing en intimidatie vonden achter de schermen op grote schaal plaats.
Ook had de organisatie een maatschappelijke functie. De schrijver Manabu Miyazaki (64) groeide op in een yakuzamilieu in een achterbuurt van Kyoto. Zijn vader was het hoofd van Teramura Gumi en had een constructie bedrijf met veertig man personeel onder zich. ‘Hij vulde zijn dagen met hard werken, naar de hoeren gaan, drinken en gokken,’ vertelt Miyazaki, ‘maar hij had tegelijkertijd groot aanzien en bemiddelde in burenruzies en in conflicten tussen tempelpriesters en de autoriteiten.’
Bovendien was de yakuza een sociaal vangnet voor verschoppelingen. Zo bood Teramuri Gumi ook onderdak aan minderheden zoals Buraku’s en afstammelingen van Koreanen. Die werden zwaar gediscrimineerd in Japan en leden een uitzichtloos bestaan in speciale sloppenwijken.
Door de expansiedrang van de Yamaguchi Gumi liepen bendeoorlogen echter steeds vaker uit de hand. Tijdens de vastgoedbubbel in de jaren tachtig, begin jaren negentig, werden de syndicaten bovendien zo rijk en machtig dat de autoriteiten het benauwd kregen. Dankzij de Anti Georganiseerde Misdaadwet uit 1991 konden yakuza groepering opeens worden aangemerkt als misdaadorganisaties en werden zaken als afpersing, het dragen van vuurwapens en activiteiten in de gokwereld en prostitutie, zwaar gestraft.
Miyazaki: ‘De wet was vooral bedoeld om de macht van de Yamaguchi Gumi te breken. Maar in plaats daarvan bezweken vooral de kleine syndicaten onder de druk en werden de grotere nóg groter.’
En verstandig. Ze investeerden flink op de beurs en wierpen facades op. In het hoofdkwartier van de Yamaguchi Gumi, dat van oudsher werd gesierd door een koperen plaat met daarop de namen van alle bendeleden, zat opeens het bedrijf Yamaki (glinsterende berg), gespecialiseerd in vastgoed, golfclub management en kunst.
Miyazaki: ‘De legale activiteiten dienen als dekmantel en om geld wit te wassen dat verdiend wordt met de wapen-, drugs- en vrouwenhandel. De invloed van de yakuza is nog steeds aanzienlijk en de organisatie onuitroeibaar. Een bacterie die resistent is wordt ook al sterker.’
De Japanse maffia heeft twee gezichten. Tijdens de grote aardbeving in Kobe in 1995, die de autoriteiten aanvankelijk verlamde, deelde de yakuza dekens uit op straat en verleende de syndicaten eerste hulp.
Tegelijkertijd is de organisatie meedogenloos. Zeker 1800 Japanners staan onder permanente bewaking vanwege ernstige dreigementen uit de onderwereld. En er vallen nog geregeld burgerslachtoffers. Zo werd Itcho Ito (61), de geliefde burgemeester van Nagasaki, in mei 2007 in koelen bloede doodgeschoten door een yakuza-lid dat een bouwopdracht was misgelopen. En vorig jaar werd een onschuldige patiënt in een ziekenhuis doodgesch. Hij lag in een bed dat daarvoor was bezet door een lid van een rivaliserende bende. De weduwe van het slachtoffer kreeg 25 duizend euro schadevergoeding uitgekeerd door de yakuza.

Kader yakuza:
Japan telt 21 grote syndicaten die samen 82 duizend leden hebben. Bijna de helft daarvan is aangesloten bij Yamaguchi Gummi. Experts schatten de jaarlijkse omzet binnen de onderwereld op ruim 10 miljard euro. Wat betreft de ‘legale’ activiteiten zit de organisatie vooral in het vastgoed en beleggingen.
Om obstructie te voorkomen, dragen projectontwikkelaars nog steeds een deel van alle beschikbare fondsen voor nieuwe bouwprojecten af aan de yakuza. Verder heeft de organisatie het monopolie op de exploitatie van voedselstalletjes op straat. En hebben de syndicaten grote belangen in de populaire vechtsport K1, de entertainmentindustrie en in de havens. Zo liet de voormalige topman van een meubelgigant zich onlangs ontvallen dat een zeetransport van Europa naar Japan, net zo duur is als het lossen van de containers in de havens en het overladen van de goederen op vrachtwagens. vanwege de steekpenningen die de yakuza daar opeist.